Je kunt een kind uit de oorlog halen, maar daarmee haal je niet de oorlog uit het kind.
Een kind dat opgroeit in een oorlogssituatie staat voortdurend bloot aan (dreigende) gevaren. De verschillende delen van het zich ontwikkelende brein stellen zich hierop in: continue waakzaamheid, licht slapen, steeds ‘klaar voor de start’ zijn, overlevingsemoties en -gedrag staan paraat (angst en vluchtgedrag), zintuigen staan voortdurend ‘op scherp’, het denken verandert. Het brein is plastisch, veranderbaar. Vooral tijdens kritische perioden is het extra gevoelig voor al deze invloeden. In oorlogsomstandigheden verwerft het brein een specifieke signatuur die niet vanzelf weer verdwijnt: het gaat ervan uit dat de wereld nu eenmaal gevaarlijk is en verwerkt dat in het gedragsrepertoire. Het verworven gedrag is zogezegd adaptief.
Eenmaal in veilige omstandigheden kan ditzelfde gedrag maladaptief worden: licht slapen, nachtmerries, dwangmatige herbelevingen, overgevoeligheid voor verkeerslawaai, angstreacties bij het zien van vuur, mensen niet vertrouwen. We vatten die verschijnselen samen met de term PTSS (posttraumatische stressstoornis).
De vraag is of het brein ook kan ‘terugveranderen’. Inzichten uit de neurowetenschappen kunnen inspireren, zoals: de biologische basis van leerprocessen (sensitisatie en habituatie van synapsen), nieuwe theorieën over wijziging en vastlegging van geheugensporen, de betrokkenheid van de prefrontale schors bij het sturen van emotioneel gedrag. Vanuit dit neurowetenschappelijk perspectief kunnen manieren van aanpak worden begrepen: TF-CBT (Trauma Focussed Cognitive Behavioral Therapy) exposure, EMDR etc. Uiteindelijk kom je uit op een zeer voor de hand liggend kernpunt van iedere aanpak:
Bied mensen met (dreigende) PTSS een veilige, prettige en leerrijke omgeving waarin ze zich kunnen ontplooien door zinvolle en gewenste bezigheden.
Oorlogskinderen komen helaas vaak terecht in mensonwaardige vluchtelingenkampen en (als het meezit) in moeizame, slopende asielprocedures. We hebben nog veel te doen! Dit thema wordt uitvoerig besproken in het boekje ‘Oorlog en brein’, dat in de maak is.